Volgens de huidige mestwetgeving moet strorijke stalmest direct op het land verspreid en in de bodem worden ingewerkt. Bloemkooltelers Wim Reus en Pé Slagter uit de omgeving van Andijk hadden hun bedenkingen bij het nut van dit zogenaamde ‘onderwerken’. Uit onderzoek onder leiding van de Amsterdam Green Campus blijkt hun gelijk.
In het kader van natuurinclusieve of kringlooplandbouw lijkt het zo logisch om bovengronds gebruik te maken van de kwaliteiten van strorijke stalmest. Het vermindert de noodzaak om kunstmest te gebruiken. Toch steken de regels een stokje voor het direct uitrijden en niet onderwerken of mengen van mest in de bodem. Hoe terecht is dat? Die vraag was de aanleiding voor het vier jaar durende onderzoeksproject ‘Duurzame Bloemkool’. Onlangs werden de resultaten gepresenteerd aan gedeputeerde Jelle Beemsterboer (rechts op de foto) en Coen de Vos van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De pest in
Bloemkooltelers Pé Slagter en Wim Reus stelden een deel van hun percelen beschikbaar voor het onderzoek. “Ik heb ooit een boete van 10.000 euro aan mijn broek gekregen, omdat ik een half uur te laat was met onderwerken. Volgens de richtlijnen moet dat binnen een uur gebeuren. Natuurlijk had ik op dat moment de pest in. Dat was een goede motivatie om aan dit project mee te werken”, zegt Pé.
De conclusie is dat het laten liggen van strorijke stalmest op het land een positieve bijdrage levert aan een gezonde bodem, bodemvruchtbaarheid, biodiversiteit en het verhogen van de voedingswaarde (vitamines) in de bloemkool
Het onderzoek richtte zich op het effect van het niet keren van de strorijke stalmest op de bodem, biodiversiteit en waterhuishouding. Op aangewezen plots bleef de mest drie tot zestien dagen liggen (volgens de gewenste wetgeving). Het hele jaar door werden door onderzoekers van de UvA, InHolland, Aeres en Vonk bodemmonsters genomen en geanalyseerd en metingen verricht. De bloemkool werd getest op smaak- en voedingswaarden.
Veel meer regenwormen
Na vier jaar veld- en labwerk heeft dat geleid tot de conclusie dat het laten liggen van strorijke stalmest op het land een positieve bijdrage levert aan een gezonde bodem, bodemvruchtbaarheid, biodiversiteit en het verhogen van de voedingswaarde (vitamines) in de bloemkool. Qua uitspoeling naar het oppervlaktewater is er geen significant verschil tussen onderwerken en niet onderwerken. Kortom, met het boerenverstand van ‘klokkenluiders’ Wim en Pé blijkt niks mis te zijn.
“Wat ik opvallend vindt is de impact op de biodiversiteit. Dat er per vierkante meter in de niet ondergewerkte plots zoveel meer regenwormen voorkomen dan in de ondergewerkte plots had ik niet verwacht. Dat hierdoor ook aantoonbaar het aantal weidevogels die hier foerageren hoger is, maakt het alleen maar mooier”, becommentarieert Jelle Beemsterboer de uitkomsten.
Praktijk en regels samenbrengen
Verder prijst Beemsterboer de brede samenwerking met onderwijsinstellingen, provincie en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in dit project. “Er is vaker een spanningsveld tussen praktijk en regelgeving. Daarom is het zo belangrijk dat er mensen zijn, zoals Pé en Wim, die zaken aankaarten en in beweging brengen. Dat zou ook mijn oproep zijn aan anderen die de praktijk anders zien dan wij als overheid: blijf zoeken en bewijzen. Dat leidt vroeger of later tot betere regels.”