Veel bollentelers werken samen met veehouders. Afwisselend gebruiken ze dan een stuk grond. Tegen de winter gaan de bollen erin en tegen de zomer lopen er weer koeien. Om bollen in het veld te telen, na het gebruik door de koeien, moet de grond voorbereid worden. Het gras moet worden verwijderd, anders concurreert het gras met de bollen om ruimte en voedingsstoffen uit de bodem en komen de bollen niet tot volle wasdom. Een snelle en efficiënte manier die veelal wordt toegepast is het perceel inspuiten met Roundup (glyfosaat). Dit middel heeft echter niet alleen effect op het gras, maar ook op het bodemleven, en bijkomend op de bodemstructuur die door het bodemleven sterk en luchtig wordt gehouden. Het is één van de redenen waarom dit soort middelen steeds meer verdwijnen. In de afgelopen 10 jaar zijn al veel stappen gezet in de vermindering van het gebruik van chemisch-synthetische middelen, maar er zijn ook nog stappen te zetten en kansen te benutten. Hoe kun je op andere manieren, bijvoorbeeld mechanisch, de grond voorbereiden voor de bollen? En welke samenwerking vergt dat voor de veehouder en de bollenteler? Dat wordt onderzocht in het project Vitaliteit voor land en plant.
Mechanische bewerking in combinatie met het gebruik maken van de biologie lijkt kansen te bieden. Tijdens een werkbezoek van gedeputeerde Ilse Zaal aan het mechanisatiebedrijf van Irene Kramer, die projectleider is van Vitaliteit voor land en plant, vertellen Irene, bollenteler Hans Kruijer, loonwerker Jan Blankendaal en adviseur en teler Cock Hulsebosch over de proeven in de praktijk.
Vitaliteit voor land en plant
Eigenlijk draait het grotendeels om het zorgen voor een gezonde bodemstructuur en vitaal bodemleven. Dát is de basis voor iedere boer. Bij het verwijderen van het gras is het voor de bodem voordelig om lichtere machines in te zetten en/of de bodem ondiep te bewerken. In het project wordt bijvoorbeeld gewerkt met een Ecoploeg en een Geohobel. De Ecoploeg woelt de bovenlaag van de grond om, maar werkt minder diep (15-17cm) dan een conventionele ploeg (25-30cm+). Dit belast de bodem minder en je houdt de voedingsstoffen in de bodem bovenin. De Geohobel schaaft grond los tot 3 cm diepte. Deze vorm van niet -kerende bodembewerking kan zowel worden toegepast op lichte grond als op zware klei. Door met de Geohobel te werken blijft de open structuur in de bodem intact. Door daarna bacteriën over de grond te verspreiden komt de vertering van het losgemaakte gras op gang, zonder de grote effecten op het bodemleven van meer rigoureuze correctiemiddelen.
Niet altijd is het land even gelijkmatig. Dat bepaalt mede welke machines je kunt inzetten. Ook zijn weersomstandigheden bij mechanische bewerking een bepalende factor. “Die zijn ontzettend belangrijk.” Zegt Jan. “Je kan niets als het veel te nat of juist te droog is, en dan komt toch weer die chemie of biologie om de hoek kijken. Bovendien kun je tegen onkruid mechanisch heel veel doen, maar schimmelziektes en plagen zoals luizen en tripsen etc., kun je niet mechanisch oplossen. Dat moet dus met natuurlijke correctiemiddelen.”
De deelnemende boeren experimenteren met zeewierkalk, verdunde melk en brandnetelgier of pepermuntolie om de kwaliteit en gezondheid van de bodem te verbeteren en schimmelziekten te voorkomen. “Je bouwt hiermee aan een sterke bodem.” Aldus Irene, die benadrukt dat je dit niet pas moet doen als er een tekort of probleem ontstaat: “Pas als je als mens ziek wordt beginnen met vitamine C slikken, heeft ook geen zin, je moet blijvend werken aan je immuunsysteem”. Veehouder en bollenteler moeten er samen gedurende het jaar in blijven investeren. “Tot nu toe zien we goede resultaten van deze combinatie van mechanisch bewerken en biologische oplossingen, maar we zijn pas een jaar bezig.”
Irene over de zeewierkalk: “Onkruid komt bij kalkgebrek omhoog. Doordat we de zeewierkalk verspreiden vermindert dit. Knol- en bolgewassen, zoals tulpen, uien, aardappels etc. hebben juist kalk nodig.” Waaraan Hans toevoegt. “Kalk die uit mijnen wordt gewonnen is niet direct opneembaar door de plant, deze zeewierkalk wel. Er zit een wezenlijk verschil in.”
Video over het project
Soms knelt het, ruimte is dan belangrijk
Ruimte in de regelgeving is belangrijk om dit soort nieuwe methoden in de praktijk toe te kunnen passen. Een voorbeeld wordt genoemd rondom het mechanisch bestrijden van kweek. Dit kan met een machine met de indrukwekkende naam ‘Kweekkiller’. Deze trekt door een omgekeerd roterende beweging de wortels van de kweek los. “De provincie wil graag dat we bloemrijke randen aanleggen langs de slootkanten. Als we kweek mechanisch willen bestrijden in plaats van met correctiemiddelen zoals Roundup, kan het zijn dat we delen van de akkerrand ook moeten weghalen met de machine. Daar moet dan ruimte voor worden gegeven.” Vertelt Hans. “Kweek is namelijk een hardnekkig ‘vuil’ dat door de bodem woekert en plaatselijk in percelen voorkomt, maar vaak juist vanaf de slootkant het land in woekert. Wanneer je het dan onder die bloemenrand niet weghaalt is het onbegonnen werk.” Licht Cock daarbij toe.
Een hobbel voor loonwerkers
Loonwerkers bewerken het land van verschillende boeren en hebben een rol in de opschaling van het toepassen van mechanische bewerking. Zij lopen er echter tegenaan dat zij vaak niet in aanmerking komen voor subsidies omdat zij zelf geen land hebben. Als zij op mechanische wijze, met machines zoals de Ecoploeg of Geohobel, het land van hun klanten willen bewerken, dan moeten zij de investering doen om zo’n machine aan te schaffen en die zijn niet goedkoop. “Mechanische bewerking en dit soort machines kunnen een heel mooi onderdeel van de oplossing zijn wanneer gewasbeschermingsmiddelen verder worden afgeschaald.” Reageert Ilse Zaal. “Dit is wel iets waar we in de subsidieregelingen aandacht voor moeten hebben.” Ze geeft aan dat de provincie graag meedenkt over wat wel kan: “Wellicht biedt het mogelijkheden om als loonwerker in samenwerking met klanten (boeren met land) een aanvraag in te dienen als onderdeel van een samenwerkingsproject. Zo laat je zien dat, en waar, de machine gebruikt gaat worden en zijn de effecten van het gebruik op milieu en biodiversiteit meetbaar. Er is namelijk ruimte voor experimenteren in projecten, daar zijn regelingen voor. Zo zetten wij ook een bepaald percentage van onze pachtgronden in voor experimenteren.”
Niet allemaal het wiel opnieuw uitvinden
Het gesprek eindigt met een unanieme oproep en uitnodiging tot kennisdeling en verbinding tussen projecten. “We zouden niet allemaal het wiel opnieuw uit moeten vinden. Er gebeurt in allerlei groepjes heel veel. Wat wij hier doen met bijvoorbeeld de zeewierkalk is bij anderen misschien nog niet bekend en wij kunnen weer leren van wat zij doen. Niet alleen in de bollenteelt onderling, maar ook de kennis vanuit de veeteelt, groenteteelt en akkerbouw zouden we meer bij elkaar moeten brengen. Want uiteindelijk hoort het allemaal bij elkaar en moeten we met z’n allen werken aan een goede balans in de bodem.”
Foto’s: Irene Kramer laat verschillende natuurlijke middelen ruiken. ”Je ruikt echt dat het plantenextracten zijn.”
Bron: Tekst en foto’s via boerenbusinessinbalans.nl